wie Wim
Bosmans is de président-fondateur
van de
groep. Op zijn vijftiende geraakte hij in de ban van de Vlaamse
volksmuziek
dankzij de enthousiaste verhalen van zijn collegeleraar Egide
Vissenaekens,
basspeler bij De Vlier. Hij maakte ook kennis met Hubert Boone, de
bezieler van
De Vlier en wetenschappelijk medewerker van het Brusselse
Muziekinstrumentenmuseum (mim). In diens voetsporen ging Wim op zoek
naar bejaarde
zangers en muzikanten die de oude liederen en dansen nog kenden.
Aanvankelijk
in zijn
eigen Woluwese omgeving en in de streek van Lier, waar twee ooms hem de
weg
wezen. Later ook elders in Vlaanderen en in Wallonië. Eerst
met een
Philips-cassetterecordertje, later met een loodzware Nagra-bandopnemer.
Sinds
enkele jaren neemt hij zijn Sony MD-recorder mee op reis naar
Transsylvanië, het Griekse eiland Karpathos, de Sahara en
Marokko. In 1974 studeerde Wim af als germanist, met een thesis over het bedelzingen rond de jaarwisseling ten oosten van Brussel. Hij kon al gauw deeltijds aan het werk in het mim, waar hij samen met Hubert de collectie van Belgische en Europese volksinstrumenten verder uitbouwde tot de huidige 1300 stukken. Hun onderzoek over de volksinstrumenten in de Lage Landen leverde een hele reeks baanbrekende publicaties op, die voor het eerst de onvermoede rijkdom aan volksinstrumenten in onze contreien documenteerden. Sinds 2000 – toen Hubert met pensioen ging en het nieuwe mim zijn deuren opende aan het Koningsplein – werkt Wim alleen verder als deeltijdse conservator van de Europese volksinstrumenten (www.mim.be). Tussen 1977 en 2006 - in de goede oude tijd toen de Vlaamse radio nog een hart had voor traditionele muziek - maakte hij bovendien een 150-tal uitzendingen voor BRT 3, Radio 3 en Klara. Sinds 1987 geeft hij de knepen van het fijferspel door op de volksmuziekstages van Galmaarden en Gooik. Daarbij houdt hij nog lezingen over allerlei aspecten van de traditionele muziek in Vlaanderen. Wim speelt dwarsfluit, blokfluit, fijfer en fluitje van een cent Ivo Lemahieu is
de jongste aanwinst van de
groep. Hij speelt nog maar mee sinds 1983. Toen Jan Smed begon in
Woluwe, was
er vijf kilometer oostwaarts – in Kraainem – nog
een jonge kerel die besmet
raakte door de volksmuziekmicrobe: Ivo Lemahieu. Voor hij bij Jan Smed
kwam,
maakte hij al vele jaren het mooie weer in Vlaanderen en
Wallonië met
legendarische groepen als Le violon dingue, Gardesus, Faro en Rue du
village.
Tegenwoordig treedt hij nog op met het ambiancetrio Doink. Ivo is ook een gewaardeerde lesgever. In de stages van Borzée, Galmaarden en Gooik leerde hij talloze beginnende violisten hun eerste deuntjes aan. Daarnaast coacht hij muzikanten voor Danspunt (www.danspunt.be). Sinds 1999 bezielt hij Flanders Ethno (www.flandersethno.be), een jaarlijks kamp voor jonge volksmuzikanten van over de hele wereld. Bovendien voerde hij jarenlang met zijn VW-busje de Vlaamse delegatie naar de moeder van alle Ethno-kampen in Zweden. Tientallen jonge muzikanten stapten zo via de grote poort de wijde wereld van de traditionele muziek binnen. Bij Jan
Smed speelt Ivo niet alleen doedelzak, viool en trompetviool. Hij is ook onze
dansmeester. Met zijn onnavolgbare aanwijzingen weet hij de grootste klunzen
zonder ongelukken over de dansvloer te sturen. Ritteke
Demeulenaere speelt
sinds 1975 hommel in
de groep. Samen met haar man
Francis Marrant of 'de Susse' voor de vrienden, stichtend lid, speelt trekzak en begeleidingsviool. Hij is nog zo'n échte ongeletterde volksmuzikant die geen noot muziek kent. Maar zijn gevoel voor toon en ritme zijn feilloos. Als hij zijn wenkbrauwen fronst, weten de anderen dat er bijgestuurd moet worden. Als de groep niet vrij is, komt dat nogal eens omdat de Susse alweer in China zit voor zijn muziekinstrumentenbusiness. En waarom hij zijn viool zo laag tegen zijn borst houdt? Omdat ze hoogtevrees heeft, zegt hij. Charly Vandenputte of 'de Sjarel', ook stichtend lid, begon zijn muzikale loopbaan als jonge trommelaar in de clique (trommel- en klaroencorps) van het patro van Rodebeek. In Jan Smed streek hij zijn basnoten eerst op een klompviool, maar al gauw schakelde hij over op het grote werk, op een contrabas die hij liefdevol zijn bomma noemde. |
||||